De Britse televisiefilm Boy A schetst een pikzwart beeld van een maatschappij die het jonge mensen altijd blijft nadragen als ze ooit op zeer jeugdige leeftijd een zwaar vergrijp hebben begaan. Al gauw wordt duidelijk dat de film refereert aan de moord op de bijna driejarige Jamie Bulger die in 1993 heel Groot-Brittannië in rep en roer bracht.
Als Eric Wilson was hij een onzeker en gepest kind in een schooluniform en als Boy A stond hij voor de rechter, een 11jarig monster dat een gruwelijke moord op zijn geweten had. Zijn nieuwe, zelfgekozen naam, Jack, moet een nieuw leven inluiden voor de twintiger met een baantje als transportmedewerker.
In het diepste geheim natuurlijk. Want voor de maatschappij is het nog steeds Boy A die uit de gevangenis kwam. Bij zijn vrijlating plaatst een krant een digitaal verouderde jeugdfoto. ‘Het kwaad is volwassen geworden’, is de kop.
Acteur Andrew Garfield, die een Bafta won voor zijn rol, is de vleesgeworden nuancering van die stelling. In zijn schuchtere blik lijkt geen greintje slechtheid te schuilen. Garfield maakt van Jack een jongetje in een volgroeid lichaam, dat versneld volwassen moest worden. Dat tegen de achtergrond van een troosteloos en kleurloos Manchester.
Reclasseringsambtenaar Terry (Peter Mullan) is de trotse surrogaatvader, die ziet hoe zijn zoon zich langzaam maar zeker staande weet te houden in het piepkleine wereldje waarin hij eerder leek te verdrinken.
Naar het gelijknamige boek van Jonathan Trigell onthult Crowley parallel aan Jacks ontwikkeling even geleidelijk wat er is gebeurd in het verleden – flashbacks die Jack niet van zich kan afschudden. Die gebeurtenissen vertonen veel overeenkomsten met moordzaken die in Engeland diepe littekens hebben geslagen.