In de film De Gelukkige Huisvrouw schiet de stralende jonge vrouw Lea,
na een bepaald niet vlekkeloze geboorte van haar zoon, in een angstaanjagende psychose. Het gevecht dat volgt, in het gesticht tussen haar ‘medegekken’, en eenmaal weer thuis met haar moeder, haar man en haar verleden, maakt de film tot een ontroerende, aangrijpende, maar vooral ook geestige film over universele thema’s als geboorte, dood en moederschap.
Lea (Carice van Houten), de hoofdpersoon van de verfilmde bestseller van Heleen van Royen, vloekt als een man, is even onhandig met emoties als de gemiddelde man, en is net zo hevig verontwaardigd over de helse pijnen die ze moet doorstaan tijdens de bevalling als een man zou zijn wanneer hij in staat zou zijn een kind op de wereld te brengen.
Na haar helse bevalling volgt geen roze wolk. Lea raakt in de ban van wanen, dreigt haar kind iets aan te doen en moet uiteindelijk worden opgenomen in een inrichting. Daar vindt ze een redder in psychiater Beau. Hij hoeft niet lang te zoeken naar Lea’s jeugdtrauma, want toen ze nog een jong meisje was heeft haar vader zelfmoord gepleegd.
Het rouwproces waarin de heldin met vele jaren vertraging alsnog terechtkomt, het langzaam dagende inzicht dat ook haar moeder een uiterst problematische rol speelt in haar leven, haar zoektocht naar wie haar vader eigenlijk was, al die elementen zijn ontroerend.
De film is een ambitieuze mix van komedie, thriller en drama. De komedie komt voort uit Lea’s grote mond en stoere levenshouding. Omdat haar botte oneliners hier beter zijn gedoseerd dan in het boek, zijn ze ook geestiger: de komische timing van de film is vaak uitstekend.