King of Devil’s Island van de Noor Marius Holst gaat over brutaliteit en bevrijding in een jongensgevangenis begin vorige eeuw op het eiland Bastøy. De film laat zien hoe broos de grenzen van de beschaving kunnen zijn. Het drama met Stellan Skarsgård als de directeur van een brute jongensgevangenis begin vorige eeuw, begint met een gewelddadige opstand.
Rond 1910 worden Noorse kruimeldiefjes en boefjes voor heropvoeding naar het eiland Bastoy gestuurd. Een kruising tussen een kostschool en een gevangenis. De scepter wordt er gezwaaid door een autoritaire directeur die de heropvoeding met harde hand leidt. Alleen wie meewerkt, heeft kans van het eiland af te komen. Op het eiland arriveert de jonge harpoenjager Erling die wat serieuzers op zijn kerfstok heeft dan een greep in de kassa van de winkel. Hij sluit vriendschap met Olav, een door het harde regime gevormde modelgevangene die op het punt staat naar huis te mogen terugkeren. Min of meer tegen zijn wil wordt hij door Erling meegevoerd in een opstand tegen het regime, en dan vooral tegen een sadistische bewaker die ook nog eens jongens misbruikt. De opstand leidt tot een inval van soldaten op het eiland.
De Noorse regisseur Marius Holst gebruikt de waargebeurde inval op dit eiland als basis voor zijn film. Ondanks dat we deze thema’s kennen uit andere gevangenis- en kostschoolfilms, is King of Devil’s Island zeer de moeite waard. Er wordt sterk geacteerd en de adembenemende schoonheid van het landschap en de manier waarop het gefilmd is, versterken het gevoel van afzondering en eenzaamheid van de jonge gevangenen. Het onderliggende thema is universeel en herkenbaar. Wie zich teveel verzet, delft het onderspit. Wie te veel meebuigt, verliest zichzelf.