Het idee van Le Quattro Volte is reïncarnatie, de ziel gaat van mens tot dier tot oom.
Er gebeurt niets belangwekkends in Le quattro volte en toch overtuigt regisseur Frammartino je ervan dat hier de essentie van het bestaan te vinden is. De film bestaat uit vier coupletten, of beter seizoenen, die zich afspelen in de heuvels van de arme Zuid-Italiaanse streek Calabrië. Een biotoop bijna, zo hermetisch is deze plattelandssamenleving van de buitenwereld afgesloten.
Het begint met een kuchende, gebochelde herder, die zijn laatste dagen tussen zijn geiten slijt. Als hij zijn laatste adem heeft uitgeblazen, lijkt het of zijn geest zich voortplant in een geitje, dat strompelend ter wereld komt. Het zet zijn eerste stapjes, raakt de kudde kwijt en sterft onder een boom. Het beeld gaat op zwart, en we schakelen over naar diezelfde naaldboom, die in de loop der seizoenen nauwelijks van gedaante verandert. Tot de dorpelingen het gevaarte in de zomer naar beneden halen. Van het hout fabriceren ze houtskool. Een derde reïncarnatie voltrekt zich.
In de meeste films domineert de mens. Hier verdwijnt hij, om aan het eind weer terug te keren. Zijn rol blijft bescheiden: een radertje in een universum, dat verder bestaat uit dieren, planten, gesteente en stof. Een tamelijk abstracte thematiek, maar filmisch durft Frammartino juist terug te gaan naar de primitieve essentie van de cinema. Dialoog en muziek ontbreken en vreemd genoeg werkt dat bevrijdend. Het zorgt ervoor dat je oren zich spitsen op het rijke geluid dat wél klinkt. Het dichtklappen van een doodskist (plof), het vallen van een boom (krák), een wagentje dat een berg op tuft (broem, broem). En je ogen krijgen, geholpen door de elegante cameravoering en het slepende ritme, ruimte voor details die anders onopgemerkt waren gebleven.
Dit is een film die de gedachten prikkelt én de zintuigen streelt en een aanrader voor de liefhebber van Pure Slow Cinema.