Omdat de 7-jarige Olive mee wil doen aan een schoonheidswedstrijd, hijst de hele familie Hoover zich in een aftands Volkswagenbusje voor een reis van meer dan duizend kilometer. Olive, bebrild en met een iets te prominent buikje, lijkt geen serieuze kandidaat voor de titel “Little Miss Sunshine”. Zelf denkt ze van wel. Haar vader en opa hebben haar flink doordrongen van de Amerikaanse droom: alles kan, als je maar doorzet.
De Amerikaanse droom is overigens niet direct iets wat de Hoovers illustreren. Opa, een seksbeluste heroïnegebruiker, is wegens wangedrag uit het bejaardentehuis gegooid. Het gepatenteerde stappenplan op weg naar succes van vader Richard heeft hem op de rand van de financiële afgrond gebracht. Broer Dwayne is een nukkige puber die niet meer praat en dan is er nog oom Frank, een snobistische professor die net een zelfmoordpoging heeft overleefd.
Om verschillende redenen moeten ze allemaal mee, in dat busje, samen met Olive en haar moeder. Het is het beproefde recept voor een licht pikante tragikomedie: gooi wat excentrieke karakters bij elkaar, laat ze samen een reis ondernemen en zowel de grappen als de levenslessen liggen voor het oprapen. De film weet op voortreffelijke wijze de valkuilen van een geforceerd happy end, overdreven buitenissige karakters en voorspelbaarheid met succes te omzeilen.
Vaak ligt zoetsappigheid op de loer, maar vaak ook weet het verhaal te verrassen. De problemen van de familie Hoover zijn er niet om opgelost te worden, ze trekken nieuwe problemen aan. De reis mondt uit in een even grappige als gedurfde finale, die de gekwelde familie nog steeds geen oplossing biedt, maar wonderen doet voor het humeur. Ook voor dat van de toeschouwer!