De gehandicapte Canadese zondagsschilder Maudie Lewis (1903-1970) schilderde blije taferelen, vol vogels, vlinders en poezen. Ze werd er beroemd mee, zelfs Richard Nixon bestelde een schilderijtje. De vrolijke schilderstijl weerspiegelde Mauds karakter, maar stond in schril contrast met haar levensloop. Door haar handicap werd ze een outcast, haar familie behandelde haar bedroevend slecht en nadat ze trouwde werd het niet veel beter.
Het huisje waar Maud Lewis het grootste deel van haar leven doorbracht in Nova Scotia werd van top tot teen beschilderd. Het was uitermate klein: 4 bij 4 meter. De benedenverdieping fungeerde als keuken, woonkamer en atelier.
De film is een ode aan Lewis’ optimisme. Vanaf de eerste scènes is duidelijk dat ze zich niet klein laat krijgen. Ze houdt van dansen en daarom gaat ze dansen, ondanks de afkeurende blikken van haar dorpsgenoten.