Een tienerportret “opgroeien in de kroeg” naar het autobiografische verhaal van de regisseuse. Haar ouders hadden in de jaren ’70 een kroeg in Parijs, waarbij kinderen opvoeden tussen de bedrijven door ging! Er is geen sprake van afzetten, maar vooral een nostalgische terugblik op wat voor velen een onstuimige tijd was.
Voor een 11-jarige is het heel onhandig als je iets wilt vragen, eerst het café in moet om te zien of je tegen een van de ouders aanloopt. Stella gaat maar op eigen houtje de wereld en het leven ontdekken. Maar dat valt nog niet mee, als je ook nog ’s uit de toon valt met je kleren; haar moeder kleedt haar als een hippie en de meeste meiden zitten daar nog niet zo in. Omdat ze denken dat het fijn moet zijn voor Stella, sturen ze haar naar een chique middelbare school. Laten daar nou allemaal tuthola’s zitten, die niks van haar moeten hebben. Weten die veel wat een poolbiljart is, of hoe je darts speelt? Gelukkig is er dan Gladys, een Argentijnse, die zich ook niet zo gelukkig voelt met de klasgenootjes. Zij laat Stella op een andere manier naar school en leren kijken. Ze weet haar zelfs warm te krijgen om boeken te lezen. Ook neemt ze Stella mee naar haar ouders, wat een wereld van verschil laat zien. Het is mooi om te zien hoe kinderen onder elkaar wegen weten te vinden om over te brengen wat belangrijk is en ieder kind daarbij de eigen achtergrond gebruikt. Stella heeft door de kroeg natuurlijk al heel wat volwassenheid in zich, maar wil ook nog kind zijn. Ze speelt niet het lieve meisje, eerder blijft ze ondoorgrondelijk en wij worden dan ook herhaaldelijk op verkeerde been gezet. Daardoor blijft het verhaal boeien.
De manier waarop Stella haar weg vindt in de grote-mensen-wereld, is soms vertederend om naar te kijken. Je zou ‘r zo bij de hand willen nemen en vertellen van valkuilen e.d. Als kijker zit je er zo bovenop, dat het je kippenvel geeft.