Het is met de berichtgeving van de laatste tien jaar over Afghanistan nauwelijks voor te stellen, maar ooit was het land een oase van vrijheid. In de jaren zeventig was het zelfs een gewilde hippiebestemming; deels vanwege het overvloedige aanbod van hasj, maar ook omdat andersdenkenden ongemoeid werden gelaten in kosmopolitisch Kaboel. In deze periode speelt de eerste helft van The Kite Runner, naar het gelijknamige boek ( hier bekend als De Vliegeraar) van Khaled Hosseini, waarvan alleen al in Nederland een miljoen exemplaren werden verkocht.
Hoofdpersoon Amir groeit eind jaren zeventig op in een in alle opzichten rijke omgeving. Zijn vader, een weduwnaar, is een geslaagd zakenman en Kabul biedt alle soorten vermaak. Amir bezoekt de bioscoop en vliegert met zijn vriendje Hassan, tevens jongste bediende in zijn huis.
Dat Hassan uit een andere bevolkingsgroep komt, beseft Amir pas wanneer een groepje hangjongeren hen pest. Die pesterijen monden uiteindelijk uit in een verkrachting. De geschokte Amir laat zijn vriendje vallen, een daad van lafheid die voortkomt uit kinderlijke naïviteit.
Tijd om het later goed te maken is er niet, aangezien de Russen Afghanistan binnenvallen en Amir met zijn vader moet vluchten. Hun reis eindigt in Californië, waar Amir een bekend schrijver wordt. Wanneer hij zijn eerste boek in handen heeft, krijgt hij een telefoontje uit Pakistan over Hassan en de mogelijkheid het goed te maken. Dat gesprek kondigt de reis aan die Amir in de tweede helft van de film zal maken, naar het Afghanistan ten tijde van de Taliban.
The Kite Runner toont dan hoe Afghanistan in dertig jaar veranderde. De Taliban verbieden zelfs vliegeren en laten overspelige vrouwen stenigen. Dat de beide jongens hun onschuld verliezen voor de Russen binnenvallen is al een teken van de ellende die zal volgen. Het levert een sterk drama op waarbij vooral het jaren zeventig gedeelte tot de verbeelding spreekt.