Overtuigend anti-oorlogsdrama laat zien hoe gemakkelijk soldaten in de fout kunnen gaan. Een slechte voorbereiding en een overdreven nadruk op loyaliteit leiden in The Mark of Cain tot het vernederen en martelen van Irakese gevangenen. De filmmaker heeft dit gegeven vertaald in scènes die zeer tot de verdeelding spreken. Alsof het nieuwsfeiten betreft: uit de hand gefilmd, sterk en overtuigend.
Mark en Shane zijn net 18 jaar als ze naar Irak gestuurd worden. Het is 2003 en ze komen terecht in Basra. Ze hebben de opdracht de vrede te handhaven, maar hoe doe je dat met een bevolking die niets van buitenlanders moet hebben?
Nadat hun alom populaire kapitein Godber om het leven komt bij een gevecht, zinnen de manschappen op wraak. Onder leiding van korporaal Quealy pakken ze twee willekeurige verdachten op. De hele nacht worden de twee verhoord en dat loopt uit op Abu Ghraib-achtige taferelen.
Als de soldaten weer thuis zijn in Engeland, komt een aantal foto’s van martelingen in de publiciteit. Mark en Shane moeten zich verantwoorden voor de krijgsraad, terwijl de rest van de manschappen én de leidinggevende korporaal net zo hard hebben meegedaan. Mark gaat er helemaal aan onderdoor, ook al omdat zijn familie en dorpsgenoten zich tegen hem keren.
De beelden in de film zijn heftiger dan wat we op het journaal te zien krijgen. We voelen met de jongens mee, die daar zomaar in een totaal andere cultuur een oorlog moeten voeren waarvan ze niks begrijpen. En die met een vijandige bevolking te maken krijgen voor wie leven en dood maar weinig waarde hebben.