Regisseur en scenarioschrijver Rudolf van den Berg deinsde er niet voor terug het boek van Grunberg op geheel eigen wijze te verfilmen. Hij begint zijn verhaal ergens op tweederde van de roman en doormiddel van flashbacks puzzelt hij het verhaal stukje bij beetje in elkaar.
Jörgen Hofmeesters’ bestaan wankelt. Hij wordt ontslagen en lastig gevallen door zijn ex-vrouw, maar veel kwellender is nog dat zijn lievelingsdochter Tirza spoorloos verdwijnt tijdens een vakantiereis in Namibië.
Na weken van wurgende onzekerheid besluit Jörgen haar te gaan opsporen in het Afrikaanse woestijnland. Daar raakt hij alle houvast kwijt. Zijn vastberaden zoektocht wordt ondermijnd door de hitte, de drank en vooral door zijn herinneringen die allengs op meer wijzen dan een simpele, liefdevolle relatie tussen hem en Tirza. Eenzaam en radeloos doolt hij rond, hunkerend naar de warme omhelzing van zijn kind.
Dan ontmoet hij Kaisa, een kind van negen jaar dat zich te koop aanbiedt. Hij wijst haar diensten af, maar ze ontpopt zich als beschermengeltje. Dat lijkt hem geluk te brengen, want als hij zijn mailbox checkt vindt hij een berichtje van Tirza.
Kaisa trekt met Jörgen mee de woestijn in waar hij hoopt zijn dochter te zullen vinden. Maar de woestijn is oneindig groot en de heroïsche zoektocht mondt onontkoombaar uit in een verbijsterende ontknoping. Jörgen ontdekt dat Tirza’s lot nog huiveringwekkender is dan hij in zijn ergste nachtmerries heeft kunnen voorzien.
Regisseur Rudolf van den Berg maakt met Tirza zijn vierde literatuurverfilming. Eerder verfilmde hij Zoeken naar Eileen en Bastille van Leon de Winter en De Avonden van Gerard Reve.