Door de burgeroorlog in Sri Lanka is het voor Dheepan te gevaarlijk geworden. Hij vlucht en via omwegen komt hij terecht in een hoog kaal flatgebouw in Frankrijk . Maar zijn verleden als Tamiltijger achtervolgt hem ook hier.
Wie als vluchteling moet overleven, kan volgens filmmaker Jacques Audiard (Un prophète, De rouille et d’os) maar beter pragmatisch zijn. Je aanpassen aan een vijandige omgeving en dan meeveren tot het niet langer gaat.
Voormalig Tamiltijger Dheepan vindt in een vluchtelingenkamp een surrogaatgezin, bestaande uit een alleenstaande vrouw en een weeskind. Hij liegt over zijn verleden tegen de immigratiedienst en krijgt een baantje als conciërge in een door gangsters geregeerde buitenwijk. Daar zit het ‘gezin’ dan, in een sfeerloos appartementje in een Franse buitenwijk. Volstrekte onbekenden die op elkaar zijn aangewezen, verbonden door die ene leugen.
De voormalige commando wacht braafjes tot de gangsters de hal, die zij tot hoofdkwartier hebben omgedoopt, verlaten om vervolgens keurig de lampen te vervangen en de rotzooi aan te vegen. Maar dan komt Dheepan erachter dat er dingen zijn waarvoor je niet kunt wegvluchten.
Langzaam, maar trefzeker trekt Audiard het net strak om de drie familieleden. Stuk voor stuk trouwens gespeeld door geweldige debutanten.