“We waren vroegen twee handen op één buik, we hadden dezelfde passies, vooral reizen”. Dat Sandrine en Sabine Bonnaire inmiddels minder close zijn, is even begrijpelijk als schrijnend. Zelden heeft een regisseur een documentaire gemaakt die zo persoonlijk is en het is juist dit persoonlijke dat deze indringende kruising tussen een familiekroniek en aanklacht zo intens maakt.
Sabine Bonnaire, de zus van de regisseur, lijdt aan een ernstige vorm van autisme. Na een vijfjarig verblijf in een psychiatrische inrichting is er van de energieke Sabine weinig meer over, ze is slecht gaan spreken, worstelt met overgewicht, en toont zich bij vlagen gevaarlijk agressief.
Volgens Sandrine hebben de anti-psychotica het lichaam van haar zus aangetast. Om deze stelling te onderstrepen toont zij ons in anderhalf uur recente beelden van Sabines onmogelijke gedrag op de boerderij waar zij nu onder begeleiding met andere psychiatrische patiënten woont. Daar tegenover zet zij oude homevideo’s van de afgelopen 20 jaar.
Als Sandrine de gemaakte beelden aan haar zus laat zien reageert deze zeer aangeslagen. “Vooral de scène in New York was erg ontroerend. Sabine had geen tranen meer, ik had deze heftige reactie dan ook niet verwacht”, aldus de regisseur over de scène waarin haar zus voor het eerst sinds tijden huilt.
De pijn van de film zit in het contrast tussen de beelden van de puber Sabine en recente opnamen van de inmiddels 39-jarige vrouw. Sandrine worstelt dan ook met een ethisch dilemma, is zij mede schuldig aan de ontwikkelingen die haar zus doormaakt? Had ze beter voor haar moeten zorgen? Haar eerder van de anti-psychotica af moeten krijgen?
Al met al een intense documentaire waarin de werkelijkheid van de omgang met autisten in onze wereld wordt getoond.