La grande Bouffe was meteen controversieel. In 1973 werd de film op het festival in Cannes onthaald op boegeroep en enorm afgekraakt in de pers. De thematiek viel niet goed en de regisseur, de Italiaan Marco Ferreri, kreeg een taart in het gezicht gegooid en werd weggehoond omdat hij Franse topacteurs misbruikt zou hebben. Natuurlijk werd de film daarop een ‘succes de scandale’ en trok wereldwijd volle zalen.
Vier heren van stand trekken zich terug op een afgelegen landgoed met het voornemen zich binnen een week dood te eten: en dit letterlijk! De vier heren die ook de voornamen van de acteurs dragen, zijn in het dagelijks leven werkzaam als televisieproducer (Michel Piccoli), piloot (Marcello Mastroianni), rechter (Philip Noiret) en meesterkok (Ugo Tognazzi). Op het landgoed geven ze zich over aan een gastronomische orgie. Er worden prostituees in huis gehaald die na een wilde nacht geshockeerd afhaken.
Kinderjuffrouw Andrea (Ferreol) die bij toeval in het gezelschap prostituees is terecht gekomen, ontpopt zich nu als erotische muze en noodlotsgodin van het viertal. Eén voor een sterven de mannen, al dan niet door Andrea geholpen. In de slotscène van de film laat ze een verse, maar nu nutteloze lading vlees in de tuin deponeren.
De vier bourgeois heren die deelnemen aan ‘La Grande Bouffe’ realiseren zich alle vier hoe zinloos hun leven eigenlijk is. Ze werken hoewel ze een hekel hebben aan hun baan, ze vrijen hoewel ze geen lust hebben, ze eten hoewel ze geen honger hebben: alles is verplichting en conventie! Ze zijn sociale machines binnen een samenleving die ze niet zelf gecreëerd hebben. En om daaraan te ontsnappen, besluiten ze niet zómaar zelfmoord te plegen, maar van hun zelfmoord een statement te maken. Ze doen wat ze hun hele leven al doen, maar dan tot in de zoveelste macht, zodat ze met hun dood alsnog een ferme middelvinger kunnen opsteken naar het establishment: zie wat je van ons gemaakt hebt!