Peru, begin 20ste eeuw: zakenman Brian Sweeney Fitzgerald, bijgenaamd ‘Fitzcarraldo’, is gek van opera, en in het bijzonder van de wereldberoemde tenor Enrico Caruso. Voor hem wil hij, midden in het regenwoud, een operahuis laten bouwen. Om het benodigde geld te verzamelen koopt Fitzcarraldo een kavel voor een rubberplantage en scheept zich in op een stoomboot naar het oerwoud.
Het laatste deel van Fitzcarraldo, waarin het stoomschip over twee heuvels wordt getrokken door leden van de Aguarana-stam, bracht de film mythische status, ten goede en ten kwade. De opnamen van het schip dat in slakkengang door het woud wordt getrokken zijn adembenemend.