Na Leedvermaak (1989) en Qui Vive (2001) is Happy End het laatste deel van de trilogie van Judith Herzberg en Frans Weisz. Met dezelfde acteurs die ook in de voorgaande delen de hoofdrollen speelden. De trilogie gaat over een Joodse familie die nog altijd kampt met sporen van de Tweede Wereldoorlog. Dat we de film nu draaien is meteen ook een eerbetoon aan Rijk de Gooijer die in 2011 overleed.
Het is 1995. De veel geplaagde Joodse familie kan de sporen van de Tweede Wereldoorlog maar niet uit hun onderlinge relaties verbannen krijgen. Terwijl een nieuwe generatie op de voorgrond begint te treden, komt de familie bijeen omdat stamvader Simon (Peter Oosthoek)ernstig ziek is. Hij heeft een oogoperatie ondergaan die ernstige complicaties heeft veroorzaakt. De vijftien jaar geleden overleden echtgenote van Simon, Ada (Kitty Courbois), kijkt toe en ziet hoe iedereen onmachtig is en zijn geheimen koestert.
‘Niets gaat ooit voorbij’, meent schoonzoon Nico (Pierre Bokma), de dokter die niet tegen stervende mensen kan. Dochter Lea vreest dat na de dood van Simon de familie uit elkaar zal vallen, als kralen van een snoer. En Simon zelf? Die glimlacht als hij feestgedruis hoort binnenwaaien. Het buurmeisje viert ondanks alles gewoon haar verjaardag. Misschien moet je jong zijn zoals zijn kleinzoon Isaac, om zonder twijfel te weten wat juist en goed is en voorzichtig maar vastberaden de ban te kunnen verbreken.
Het zijn soap-achtige verwikkelingen, die in de behandeling van Weisz en Herzberg afwisselend emotionele zwaarte en een lichtvoetige toets krijgen. Was destijds het motto ‘Hoe te leven?’, nu draait het in dit drama dat soms een tragikomedie dreigt te worden om de vraag ‘Hoe te sterven?’
Weisz wist met veel moeite de grote Rijk de Gooyer zover te krijgen nog eenmaal voor de camera te verschijnen. Hij zit en kijkt vooral en acteert minimaal. Toch werkt het en blijf je je afvragen wat er in deze zwijgende persoon omgaat.