Het kostte Perrin (Travelling Birds) en Cluzaud jaren om Oceans te maken, met spectaculaire opnames op zo’n vijftig wereldwijde locaties. Met elke duik die de speciaal voor de film ontwikkelde camera’s nemen, met elke spurt naar het wateroppervlak, bevinden we ons ergens anders; van Bretagne tot aan de Azoren, van Egyptische koraalriffen tot eenzame ijsberen op de Noordpool, overal stuiten de makers op de meest schitterende taferelen.
Een rog, dwarrelend als een rood laken, een pulserende kwallenparade, duizenden kleine visjes die samengeschoold tot een glinsterende bol door het water zweven: het kan niet op met fotogenieke beesten in alle soorten, hoeveelheden en maten.
Minstens zo bijzonder als de opnames is, dat ze voor het grootste deel zonder commentaar aan je voorbijtrekken – een totaal andere benadering dan de praatgrage voice-over van de vergelijkbare natuurdocumentaire Earth. Niet zo handig voor wie precies wil weten wat hij ziet zwemmen en spartelen, maar het wordt zonder tussenbeide komend commentaar veel gemakkelijker je over die taferelen te verwonderen en de film vooral als zinnelijke ervaring te ondergaan.
Als Perrin zelf (of de Nederlandse nasynchronisatie) dan toch van zich laat horen in de voice-over, is dat om het publiek te wijzen op de verschrikkelijke toekomst die het oceaanleven te wachten staat als we nu niet ingrijpen. Het water kleurt in de film opeens troebel van al het gedumpte afval en gif, of bloedrood van de afgeslachte dieren, Perrin komt met enkele beelden die tussen alle pracht en praal schokkend zijn.
In het laatste deel van Oceans mag ook de mens zelf in beeld komen, als respectvolle bezoeker van het oceaanparadijs. Een duiker, minuscuul zwemmend naast een reusachtige walvis – op zulke momenten is Oceans indrukwekkend zeegedicht en milieupamflet inéén.